Ilex aquifolium 'J.C. van Tol'
€0.00
Nederlandse naam: Hulst.
Bladkleur: blauwgroen.
Bloemkleur: wit.
Hoogte: 2,00 m - 4,00 m.
Bloeitijd: J F M A M J J A S O N D.
Groeivorm: struikvormig.
Entplaats: stek.
Leverbaar: in container.
Toepassing en gebruik: vruchten - geurend - zeewindbestendig - bladplant - bloemschikken - snoeibaar - bijenplant - groenblijvend.
Licht: zonlicht - halfschaduw - schaduw.
Bodem: humeus.
Vochtigheid: doorlatend.
Zuurtegraad: lichtzuur tot zuur.
Omschrijving: Deze groenblijvende soort uit Europa wordt zo'n 4,5 m hoog en heeft donkergroen, vrijwel ongestekeld blad en karmozijnrode bessen. Het is een breed uitgroeiende, opgaande struik of kleine boom met afstaande takken. Oudere exemplaren zijn bijna even breed als hoog, met een enigszins open habitus. De jonge takken zijn purper. De donkergroene bladeren zijn gewoonlijk breed eirond, 4-6 centimeter lang en 3-4 centimeter breed en blinkend aan de bovenzijde. Ze hebben kleine, niet scherpe, naar voren gerichte stekels die enkel op het topgedeelte van het blad aanwezig zijn. De onderzijde van het blad is lichtgroen. De bladspiegel is iets bol en weinig gegolfd. De vruchtzetting is overvloedig en rood tot oranjerood van kleur. In tegenstelling tot andere cultivars eten de vogels de bessen van deze cultivar enkel als er een gebrek aan voedsel is. Dikwijls blijven de bessen aan de plant hangen tot de nieuwe bessen verschijnen. De plant draagt dan bijna het ganse jaar rond bessen. Het is een zelfbevruchtende cultivar en h.
Bladkleur: blauwgroen.
Bloemkleur: wit.
Hoogte: 2,00 m - 4,00 m.
Bloeitijd: J F M A M J J A S O N D.
Groeivorm: struikvormig.
Entplaats: stek.
Leverbaar: in container.
Toepassing en gebruik: vruchten - geurend - zeewindbestendig - bladplant - bloemschikken - snoeibaar - bijenplant - groenblijvend.
Licht: zonlicht - halfschaduw - schaduw.
Bodem: humeus.
Vochtigheid: doorlatend.
Zuurtegraad: lichtzuur tot zuur.
Omschrijving: Deze groenblijvende soort uit Europa wordt zo'n 4,5 m hoog en heeft donkergroen, vrijwel ongestekeld blad en karmozijnrode bessen. Het is een breed uitgroeiende, opgaande struik of kleine boom met afstaande takken. Oudere exemplaren zijn bijna even breed als hoog, met een enigszins open habitus. De jonge takken zijn purper. De donkergroene bladeren zijn gewoonlijk breed eirond, 4-6 centimeter lang en 3-4 centimeter breed en blinkend aan de bovenzijde. Ze hebben kleine, niet scherpe, naar voren gerichte stekels die enkel op het topgedeelte van het blad aanwezig zijn. De onderzijde van het blad is lichtgroen. De bladspiegel is iets bol en weinig gegolfd. De vruchtzetting is overvloedig en rood tot oranjerood van kleur. In tegenstelling tot andere cultivars eten de vogels de bessen van deze cultivar enkel als er een gebrek aan voedsel is. Dikwijls blijven de bessen aan de plant hangen tot de nieuwe bessen verschijnen. De plant draagt dan bijna het ganse jaar rond bessen. Het is een zelfbevruchtende cultivar en h.